In de linker menu balk worden de verschillende modules van SAM getoond. Klik op Respons.

Vervolgens kom je in onderstaand submenu terecht.

Per hoofdgroep worden de beschikbare rapportages getoond. De hoofdgroepen bij Respons zijn 'Locatie' en 'Behandelaar'. Veel van de rapportages onder de hoofdgroep zijn identiek. Vaak is alleen het niveau van aggregatie anders.
Klik op een rapport om de betreffende rapportage in te tonen.
Links staan de filters getoond die op de betreffende rapportage betrekking hebben. Onderaan de rapportage worden de gekozen selecties getoond.

Hiermee zie je in één oogopslag alle cruciale SBG-kengetallen, zoals responspercentage, aantal afgesloten (DBC- en BasisGGZ) trajecten en het aantal geldige voor- en nametingen.
Het betreft hier het totaal van alle trajecten, die in de SAM omgeving zijn ingelezen. 

• Aantal trajecten: dit geeft het aantal trajecten (zowel DBC- als BasisGGZ) weer. 
• Niet meetbaar: dit zijn trajecten die 'geëxcludeerd' zijn, omdat er geen sprake is van een behandeling en er daarom geen effect gemeten kan worden. 
• Meetbare trajecten: Dit zijn de resterende trajecten, waarover wél een effect gemeten kan worden. 
• Completer: Traject met een geldige voor- én nameting. Dit is het percentage dat doorgaat als responspercentage of ROM-respons van SBG. Op dit percentage worden zorgaanbieders vaak door zorgverzekeraars afgerekend. 
• Drop-out: Traject met een geldige voormeting, maar zonder geldige nameting. 
• Non-starter: Traject zonder geldige voormeting, maar met geldige nameting. 
• Non-responder: Traject zonder geldige voor- én nameting. 

Een overzicht van de afgesloten trajecten, waarbij het aantal afgesloten trajecten en het percentage geldige voor- en nametingen zichtbaar zijn. Aan de rechterzijde wordt het respons getoond van alle geselecteerde trajecten. De opbouw daarvan vind je in de vier andere grafieken die het beste met de klok mee vanaf linksonder gelezen kunnen worden.

• Aantal afgesloten trajecten: Hierin wordt onderscheid gemaakt in meetbare trajecten per maand, waarover het respons wordt berekend, én de overige trajecten die 'geëxcludeerd' worden. De maand correspondeert met de maand van afsluiting. 

• % geldige voormetingen: Op basis van het aantal meetbare maandelijkse trajecten wordt het percentage trajecten met een geldige voormeting getoond. 

• % geldige nametingen: Op basis van het aantal meetbare maandelijkse trajecten wordt het percentage trajecten met een geldige nameting getoond. 

• Responspercentage: Hier wordt per maand het responspercentage (completers) en andere statussen getoond. 

Een overzicht van de openstaande trajecten, waarbij het aantal trajecten en hun percentage geldige voor- en nametingen zichtbaar zijn. Aan de rechterzijde wordt het percentage geldige voormetingen van alle geselecteerde openstaande trajecten getoond. Daarnaast zijn er drie grafieken, waarbij de maand correspondeert met de maand waarin het traject gestart werd: 

• Aantal openstaande trajecten: Het aantal meetbare openstaande trajecten per maand (per startdatum traject). Wanneer nog niet kan worden bepaald of het een meetbaar of niet-meetbaar traject is, wordt dit traject niet in de selectie meegenomen.  
• % geldige voormetingen: Op basis van het aantal meetbare maandelijkse trajecten wordt het percentage trajecten met een geldige voormeting getoond. 
• % geldige nametingen: Op basis van het aantal meetbare maandelijkse trajecten wordt het percentage trajecten met een voorlopig geldige nameting getoond. Voorlopig, omdat het laatste behandelcontact nog kan wijzigen en daarmee ook de geldigheid van de meting. 

De rapportage Potentieel geeft (de frequentie van) de basisredenen, waarom metingen niet geldig zijn. Daarnaast geeft het dashboard de impact per reden op het respons.

Een traject kan drie statussen hebben: Geldige meting, geen meting en geen geldige meting. Van de geen geldige metingen staan de oorzaken eronder vermeld. Zoals in onderstaand voorbeeld is te zien kan het totaal van de individuele oorzaken hoger zijn dan het totaal van geen geldige metingen, omdat er meer dan één reden kan zijn dat een meting ongeldig is. 

• Afnamemoment te vroeg: De meting is meer dan de geldige periode voor het eerste of laatste behandelcontact van het traject afgenomen. 
• Afnamemoment te laat: De meting is meer dan de geldige periode na het eerste of laatste behandelcontact van het traject afgenomen. 
• Foutief zorgdomein: Van het traject is wel een meting aanwezig, maar niet van toepassing voor het zorgdomein. Bijvoorbeeld, er is een DBC-traject met zorgdomein Volwassenen Cure. Daar is een Honos-meting van aanwezig, die voor het zorgdomein Volwassenen EPA van toepassing is. 
• Foutief meetinstrument: Er is wel een meting, maar (de code van) het gebruikte meetinstrument is niet bij SAM herkend. 
• Verplicht meetdomein niet aanwezig: Voor één of meer van de verplichte meetdomeinen voor het zorgdomein is geen geldige meting gevonden. 
• Ander meetinstrument dan bij voormeting: Het meetinstrument voor de nameting verschilt van die van de voormeting. 
• Andere respondent dan bij voormeting: De respondent van de nameting is een andere dan van de voormeting. Dit gebeurt vaak bij het zorgdomein Kinderen & Jeugd, waar bijvoorbeeld de moeder de voormeting invult en de vader de nameting. 
• Marge tussen metingen te groot: De periode tussen de metingen is hoger dan het maximum dat voor het zorgdomein is gedefinieerd, in de regel 18 maanden. 
• Marge tussen metingen te klein: De periode tussen de metingen is lager dan het minimum dat voor het zorgdomein is gedefinieerd. 

In blauw is aangegeven hoe hoog het responspercentage had kunnen zijn indien alle afgenomen metingen geldig waren geweest. Dit is uw potentiële respons, deze is dus altijd gelijk of hoger dan uw huidige respons. Wijkt uw potentiële responspercentage veel af van uw huidige? Dan is er een grote verbetering mogelijk in het uitvoeren van geldige metingen.

Let op: Enkel de dik gedrukte percentages tellen op tot 100%. Een ongeldige meting kan immers wegens meer dan één redenen ongeldig bevonden worden.

De casemix bestaat uit de volgende patiëntkenmerken: leefsituatie, opleidingsniveau, diagnose, postcode, geboortejaar, geslacht en GAF score. Zorgaanbieders worden geacht deze casemix-variabelen aan te leveren bij SBG. Er is pas sprake van een volledig 'geldige' casemix als alle variabelen worden aangeleverd. In de staafdiagram % Casemix totaal wordt het casemixpercentage per maand getoond. In de staafdiagram % Casemix per subgroep wordt het casemixpercentage per onderdeel getoond. De overige staafdiagrammen tonen de aanwezige casemix-variabelen per maand. 

Voormetingen per locatie laat het percentage en aantal geldige voormetingen per maand en per locatie zien. Dit overzicht is enkel zichtbaar als 'Organisatie niveau 2' is ingevuld bij beheer/organisatie.

Wanneer het percentage boven de 80% is, wordt de achtergrond groen weergegeven, tussen de 50% en 80% is de achtergrond oranje en onder de 50% rood.

Nametingen per locatie laat het percentage en aantal geldige nametingen per maand en per locatie zien. Dit overzicht is enkel zichtbaar als 'Organisatie niveau 2' is ingevuld bij beheer/organisatie.

Wanneer het percentage boven de 80% is, wordt de achtergrond groen weergegeven, tussen de 50% en 80% is de achtergrond oranje en onder de 50% rood.