Codering van outcome-indicatoren in uw databestand: Definitiehandboek

Inleiding

Binnen deze pagina is per outcome-indicator beschreven hoe de outcome-indicator bepaald wordt en aan welke criteria de aanlevering dient te voldoen zodat deze in onze SAM software verwerkt kan worden. Dit hangt zoals u zult lezen sterk van het juiste gebruik van het meetinstrument en de codering in uw databestand af. Lees dit document dus rustig door voordat u uw data inzendt. De indicatoren die hier besproken worden zijn onder andere gebaseerd op het document: "Harmonisatie outcome in jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering – januari 2016"

1. Outcome-indicator: Doelrealisatie

Doelrealisatie binnen de jeugdhulp

De mate waarin de doelen behaald zijn, die in het behandelingsplan zijn omschreven tussen aanbieder en cliënt.

Doelrealisatie binnen beschermd Wonen

De mate waarin de doelen behaald zijn, die in het ondersteuningsplan/zorgplan zijn opgesteld door aanbieder, cliënt en wijk- en gebiedsteam.

Doelrealisatie systematiek

Om informatie over bovenstaande doelen te verkrijgen wordt gebruik gemaakt van de Goal Attainment Scaling (GAS) systematiek. Uitgangspunt hierbij is er één score gegeven wordt die het behaalde resultaat van alle doelen poogt weer te geven. Hoe deze GAS score tot stand komt kan door de zorgaanbieder op verschillende manieren bepaald worden, zoals door middel van een gemiddelde te nemen van alle GAS scores of een eigen algoritme.

Mogelijke coderingsopties

Aan het eind van het traject geeft de cliënt aan in hoeverre het totaal van de geformuleerde doelen behaald is met de volgende codering:

CodeBetekenis
-1doel niet behaald, situatie ongunstiger dan bij start
0doel niet behaald, situatie gelijk aan start
1doel deels behaald
2doel behaald

Respondent

Binnen de rapportages worden de respondenten gecategoriseerd in 3 groepen, namelijk Cliënt, Moeder/Vader en OverigHet gebruikte meetinstrument geeft aan wie de mogelijke respondenten zijn. De geldigheid van de respondenten is dus zowel afhankelijk van het meetinstrument als het ingevulde werkveld in uw databestand. Zie onderstaand tabel voor de correcties coderingen van de respondenten.

CodeBetekenis
01Cliënt / Patiënt
02Behandelaar / Begeleider
03Onafhankelijk beoordelaar
04Vader
05Moeder
06Leerkracht
07Voogd
08Partner
09Ander familielid
10Anders

Voor kinderen onder de 11 jaar dient de score door de vader/moeder/voogd bepaald te worden.

Datum meting

Alle zorgaanbieders voeren aan het einde van een toewijzing een meting uit met betrekking tot de doelrealisatie. De meting mag maximaal 1 maand voor of 1 maand na de einddatum van de toewijzing afgenomen zijn. De metingen die eerder of later zijn afgenomen worden als ongeldige metingen geclassificeerd. Deze metingen geven de situatie aan het eind van de toewijzing namelijk niet goed meer weer.

Achtergrondinformatie

Doelrealisatiescores bezitten een lage psychometrische kwaliteit: de scores zijn nogal subjectief en verschillend, afhankelijk van de invuller en het tijdstip van invullen. De gegevens zijn daarom niet erg ‘hard’. Maar de ervaring leert dat de spin-off in de praktijk groot is. Doelrealisatiescores geven doorgaans aanleiding tot gesprek over de aard en de kwaliteit van de geformuleerde doelen. Bovendien geeft het de cliënten positie als het gaat om de formulering en de evaluatie van de doelen: omdat zij de uiteindelijke scoring bepalen, moeten de doelen voor heb begrijpelijk, relevant en overzichtelijk zijn.

Handleiding doelrealisatie; Goal Attainment Scaling (GAS) in de praktijk

GAS handleiding.pdf

2. Outcome-indicator: Cliënttevredenheid

Cliënttevredenheid

Met cliënttevredenheid wordt de mate waarin de cliënt tevreden is over het nut / de resultaten van de gegeven hulp bedoeld.

Cliënttevredenheid systematiek

Om informatie over de cliënttevredenheid te verkrijgen kan gebruik worden gemaakt van verschillende vragenlijsten. Over het algemeen worden de vragenlijst CQi-GGZ-VZ-AMB of de vragenlijst de Jeugdthermometer veel gebruikt om de cliënttevredenheid te meten. Van belang is dat binnen de vragenlijsten de volgende vraag wordt meegenomen: Geef met een schoolcijfer van 1 tot 10 aan hoe nuttig deze hulp voor u / jou was (1 = volkomen nutteloos, ik had er niets aan; 10 = uitstekend, ik heb er heel veel aan gehad’). Een dergelijk rapportcijfer blijkt vaak hoog te correleren met scores op een vragenlijst met gedetailleerdere vragen.

Respondent

Binnen de rapportages worden de respondenten gecategoriseerd in 3 groepen, namelijk Cliënt, Moeder/Vader en OverigHet gebruikte meetinstrument geeft aan wie de mogelijke respondenten zijn. De geldigheid van de respondenten is afhankelijk van het ingevulde werkveld en de leeftijd van de cliënt. Zie onderstaande tabel voor de coderingen van de respondenten.

CodeBetekenis
01Cliënt / Patiënt
02Behandelaar / Begeleider
03Onafhankelijk beoordelaar
04Vader
05Moeder
06Leerkracht
07Voogd
08Partner
09Ander familielid
10Anders

Voor kinderen onder de 11 jaar dient de outcome door de vader/moeder/voogd bepaald te worden.

Datum meting

Alle zorgaanbieders voeren aan het einde van een toewijzing een meting uit met betrekking tot de cliënttevredenheid volgens de hierboven gepresenteerde systematiek. De meting mag maximaal 1 maand voor of 1 maand na de einddatum van de toewijzing afgenomen zijn. De metingen die eerder of later zijn afgenomen worden als ongeldige metingen geclassificeerd. Deze metingen geven de situatie aan het eind van de toewijzing namelijk niet goed meer weer.

Achtergrond informatie

Onderzoek naar cliënttevredenheid kan snel kan leiden tot een informatieverzadiging als er alleen aandacht uitgaat naar de gemiddelde score. Die blijkt door de jaren en over de werkvelden heen weinig te fluctueren. Interessanter is het te kijken naar cliënten die heel positief scoren en cliënten die juist heel ontevreden zijn. Van de eerstgenoemde groep is te leren van wat er goed gaat. Die kennis is toe te passen bij verbeteracties om het aantal ontevreden cliënten steeds kleiner te maken.

Voorbeelden van vragenlijsten

Hier vindt u een aantal voorbeelden van vragenlijsten, die binnen het veld gebruikt worden om de cliënttevredenheid inzichtelijk te maken. De Jeugdthermometer komt van GGZ Nederland en het Trimbos instituut. Er is een versie voor de kinderen en een voor de ouders. De CQI is door SBG voor het GGZ veld ontwikkeld. Deze omvat 2 versies; een voor de ambulante setting en een voor de klinische setting.


3. Outcome-indicator: Uitstroom

Uitstroom

De mate waarin gestopt wordt met de aangeboden hulptrajecten.

Uitstroom systematiek

Uitval wordt bepaald op basis van omschrijvingen uit het berichtenverkeer.

Mogelijke antwoorden

In deze systematiek wordt voor de reden van beëindiging van de hulp bij de toewijzing door de cliënt aangegeven:

CodeBetekenisCode NJI/CBS
02Overlijden                                                                             
20Levering is tijdelijk beëindigd
31Levering is volgens plan beëindigd01
32Voortijdig afgesloten, eenzijdig door cliënt03
33Voortijdig afgesloten, eenzijdig door aanbieder04
34Voortijdig afgesloten, in overeenstemming02
35Voortijdig afgesloten, wegens externe omstandigheden05

Toewijzingen

Outcome-indicatoren tonen zonder deze aan de juiste context te koppelen zal niet tot het gewenste inzicht leiden. Daarom worden de indicatoren door de TTP gekoppeld aan de toewijzing waar ze betrekking over hebben. De informatie over de toewijzing en toewijzingsduurduur wordt verkregen via de gemeenten en / of SDF.

Zie voor aanvullende informatie ook:  Geldige databestanden aanleveren

Versie van dit document

VersieDatumAanpassingen
V0014 juli 2017Initiële versie
V00223 januari 2020Gebruikersvriendelijke versie