De ROM-respons is - in de definitie van SBG - de proportie diagnosebehandelcombinaties die is aangeleverd inclusief voor- én nametingen, zodat de informatie bruikbaar is voor benchmarken op behandeluitkomst. Hierbij moeten de DBC’s ook evalueerbare DBC’s zijn. Dat wil zeggen, dat de metingen zijn aangeleverd volgens de koppelregels van de Minimale Data Set.
De koppelregels voor SBG of voor- en nametingen geldig zijn als volgt:
- per DBC-traject wordt gekeken wat het eerste of laatste behandelcontact is op basis van de volgende activiteiten binnen het traject: act_2 (intake), act_3 (behandeling), act_4 (begeleiding) en act_9 (dagbesteding)
- de meetinstrumenten komen overeen met de meetinstrumenten die SBG per zorgdomein/meetdomein combinatie accepteert.
- de meting valt binnen de geldige periode van drie(3) maanden: voormeting voor of na het eerste behandelcontact en nameting voor of na het laatste behandelcontact.
- de meetinstrumenten van de voor- en nameting zijn aan elkaar gelijk, omdat een behandeling met ongelijke meetinstrumenten niet te evalueren is.
- de respondenten van de voor- en nameting zijn aan elkaar gelijk.
- voor alle verplichte meetdomeinen is een voor- en nameting vereist.
Per 1-1-2015 wordt een verandering in de peildatum van de voormeting van het initiële DBC van kracht. De belangrijkste aanleiding voor deze verandering is de wens vanuit het GGZ veld om de voormeting te vervroegen. Een afname van de ernst van de problemen van de patiënt ten tijde van de diagnostiekfase kan gezien worden als onderdeel van de prestatie van de instelling, maar telde in de oude benadering niet mee voor de bepaling van het behandelresultaat. Door de voormeting te vervroegen kunnen wij aan dit bezwaar tegemoet komen. De meetmarges van drie maanden voor en na de peildatum gaan gelden voor álle zorgdomeinen.
Voormeting: de eerste sessie in de diagnostische/behandelingsfase